Jazz in Vlaanderen anno 2007
De eerste editie van de Flemish Jazz Meeting in 2005 kreeg in de Vlaamse media opvallend weinig aandacht. Hoe dat komt, kan misschien nog het voorwerp van een scriptie Communicatiewetenschappen zijn, maar het is een feit dat de afwezige kranten en weekbladen een historisch moment in de Vlaamse en Belgische jazzgeschiedenis gemist hebben. Want hoe bescheiden ook, de Jazz Meeting markeerde een nieuw hoofdstuk in die geschiedenis. Het was immers voor de eerste keer dat de overheid en een deel van de sector een gezamenlijk en duidelijk offensief inzetten om de Vlaamse jazz meer bekendheid te geven in het buitenland.
De meeting kwam natuurlijk niet uit te lucht vallen, in de jaren en decennia ervoor was het jazzlandschap in Vlaanderen en België grondig veranderd. Eind de jaren tachtig was Vlaanderen op dat gebied in veel opzichten nog braakliggend terrein, anno 2005 waren er meer jazzpodia en jazzmuzikanten dan ooit, was er een voorzichtig ontluikende steun vanuit de overheid en een reeks nieuwe en vernieuwde jazzfestivals. Redenen genoeg om optimistisch te zijn over de toekomst.
Daar kun je aan toevoegen dat jazz volgens de natte vinger van sommige trendwatchers in de lift zit. Dat kun je merken aan het enthousiasme waarmee bijvoorbeeld popjournalisten de term opnieuw in de mond nemen, bijvoorbeeld bij het bejubelen van nieuwe popiconen zoals Jamie Cullum, Michael Bublé of Norah Jones. Een kniesoor die dan opmerkt dat dit nauwelijks iets met jazz te maken heeft. Die journalisten hebben het overigens ook over diverse vormen van experimentele rock, en die laven zich soms wel degelijk aan ervaringen uit honderd jaar jazzgeschiedenis.
De huidige relatieve hausse in de jazz is de eerste sinds de revival van de jaren tachtig. Maar anders dan die retrograde revival van Wynton Marsalis en zijn volgelingen oogt de hausse van vandaag frisser, ongedwongener en experimenteler. Jazz is weer een veelkleurig lappendeken en er wordt gretig geknutseld op de grenzen met andere muziekgenres (klassiek, pop, rock). De media hebben hiervoor de term crossover bedacht, maar dat is een beetje misleidend, want het subtiel mengen van invloeden is eigenlijk een oeroude constante in de jazzgeschiedenis, geen nieuw feit.
In de perceptie van de huidige hausse spelen de media een belangrijke rol. Ze zijn opvallend afwezig op een sleutelevenement als de Jazz Meeting, maar ze hebben vaak wel de mond vol over jazz. Dat komt onder meer omdat cultuurredacties van kranten en weekbladen hoe langer hoe meer spoorzoekers van hypes en trends geworden zijn. Ook Time Magazine heeft geleerd dat You de persoonlijkheid van het jaar is, en de grillen van die persoonlijkheid zijn prioriteit nummer één op de redacties van commerciële media. Ze maken van hypes een van de de grootste plagen van onze tijd. Soms worden zelfs serieuze jazzmuzikanten er het voorwerp van, vaak nog vanuit een welbegrepen eigenbelang. Diana Krall, een prettige jazzpianiste met een wat smalle en karakterloze stem, is een jazzhype. Haar werk reikt nog niet aan de enkels van de onlangs overleden Shirley Horne, maar dat lijkt bijzaak.
In die zin kun je de huidige hausse van de jazz ook in ons land zeker relativeren. Het is niet omdat het woord jazz in de massamedia al eens valt, dat er sprake is van een opflakkering. In België is pianist Jef Neve de onbetwiste hype. Hij is onderlegd, nogal romantisch aangelegd maar ook vrij slim in het ondersteunen van het gekir rond zijn persoon. Niets mis mee: jazzmuzikanten moeten zichzelf verkopen, en in het verleden hebben ze dat misschien te weinig gedaan.
Door die aandacht in de media - een internationaal fenomeen - lijkt het erop dat jazz nu hip is, maar dat succes is erg relatief en erg broos. Cullum, Bublé en Madeleine Peyroux, die hebben wel een kwantitatief meetbaar succes, maar voor volbloed jazzmusici is er geen gouden regen. Neem een Joe Lovano, al jaren een van de meest gerenommeerde saxofonisten en groepsleiders, hij verkoopt per jaar hooguit een twintigduizend exemplaren van een nieuwe cd. Wereldwijd. Draai of keer het hoe je wil: jazz zal altijd een kleine niche blijven.
Het is belangrijk om dat te beseffen, zeker als de jazzsector zich sterker wil profileren om aanspraak te maken op overheidssteun. Want op dat vlak gebeurt er veel. De in Gent woonachtige Nederlander Simon Korteweg heeft in 2006 een rapport gemaakt in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap. Zijn opdracht: hefbomen aangeven die een betere en consequentere steun aan de jazzsector mogelijk maken. Zijn conclusies waren duidelijk. Hefboom nummer één: meer geld, de sector moet aanspraak kunnen maken op twee miljoen euro subsidie jaarlijks. Hefboom nummer twee: de sector moet zichzelf beter organiseren. Lees: minder kibbelen, minder spijkers op laag water zoeken, slimmer omspringen met de reeds bestaande subsidie- en financieringsmechanismen. Het lijkt een beetje vreemd dat we een Nederlander nodig hadden om dit in Vlaanderen te komen vertellen, maar als we eerlijk zijn kunnen we al jaren lessen trekken uit het Nederlandse model. Neem deze Jazz Meeting, die is een slimme replica van de Dutch Jazz Meeting die al jaren in het Bimhuis in Amsterdam georganiseerd wordt.
Het Bimhuis: zoiets missen we nog in Vlaanderen. Niet die oude vertrouwde plek aan de Oude Schans, wel dat nieuwe, beeldige, zwevende zaaltje met zicht op het Centraal Station en de Amsterdamse skyline. Hoe hip kun je een jazzplek maken? Welke Vlaamse stad zal zich hiervoor engageren? Want zoiets moois vraagt moed, ook de moed om voluit te gaan voor iets wat uiteindelijk inderdaad een nicheproduct is.
Die moed moeten ook de muzikanten hebben. De Vlaamse conservatoria hebben intussen al meerdere jonge generaties jazzmuzikanten afgeleverd. Slechts een klein deel daarvan wordt uiteindelijk professioneel muzikant. Zij ondervinden vandaag dat je dat niet voor een makkelijk verdiende boterham moet doen. Loop het rijtje af van de muzikanten op deze Flemish Jazz Meeting: ze moeten allemaal hard knokken voor hun plaats onder de zon en ze krijgen geen geschenken. Een plaatsje in het muziekonderwijs is beslist comfortabeler.
Maar kijk, ze zijn toch talrijk genoeg om vandaag ook van het Vlaamse en Belgische jazzlandschap een mooi en rijk geschakeerd lappendeken te maken. De jazzmusici van vandaag mikken in zekere zin hoger en verder dan hun collega’s van enkele decennia terug. Hun keuze voor jazz is niet meer ingegeven door een nostalgisch swing-ideaal. Ze koesteren veeleer een gezonde nieuwsgierigheid naar klanken, de werking ervan en de verbijsterende dingen die je kunt maken in het vuur van de dialoog onder collega’s. Zulke muzikanten wens je een even gretig publiek toe. En ze hebben recht op een overheid en een sector die voor hen door vuur willen gaan. Ze hebben ook recht op de sympathie van de (massa)media, maar dan graag met een beetje visie.
Didier Wijnants
Verwante items in de databank
Trefwoorden: landschapstekening